Automarkt Utrecht naar Beverwijk

De automarkt van Utrecht, een begrip in Europa, is verhuisd. Vanaf morgenochtend verrijst het geheel elke dinsdag langs de A9 bij Beverwijk. (Het Parool 2 april 2012)

Organisator Wouter Raaphorst (52) heeft naar eigen zeggen 16.000 kilometer door het land moeten rijden om een geschikte locatie te vinden. “Het is niet gemakkelijk om een terrein van tien hectare te vinden dat zo’n grote verkeersstroom aankan,” zegt hij. “We hebben een bufferzone van zestienhonderd meter aangelegd op het parkeerterrein van de Bazaar om de doorgaande weg te ontlasten. Niet elke gemeente zit te wachten op een attractie van deze grootte.”

Het Utrechtse Veemarktcomplex, waar de automarkt sinds 1970 handelaren uit alle windstreken trok, moet plaatsmaken voor nieuwe woningen. Bij autohandelaar Jeroen Bosma van autoexport.nl zat de schrik er flink in. Hij doet al dertien jaar zaken op de markt. “In 2005 hoorden we over een eventuele verhuizing, maar in 2008 leek het erop dat de hele handel opgedoekt zou worden,” zegt Bosma. “Gelukkig kunnen we nu toch verder in Beverwijk.”

Volgens Raaphorst is de schade beperkt: “Het is maar twintig minuten verder rijden. Dat is een ommetje van niets voor de kopers die uit Oost-Europa komen.”

En dat zijn er nogal wat, als we de man mogen geloven. Elke dinsdag worden ongeveer duizend auto’s verhandeld, in contanten, waarvan driekwart dezelfde dag nog naar landen als Polen, Tjechië, Roemenië en Litouwen wordt gereden. Raaphorst: “Met het vliegtuig of in busjes komen ze in groepjes aan. Iedereen rijdt met een eigen auto terug naar huis.”

Ruim voor de ochtendspits, met de maan aan de hemel, komen vijfhonderd autobedrijven met vrachtwagens vol hun occasions uitstallen – op een drukke dag tot wel zestienhonderd auto’s – en loopt het terrein vol met koopjesjagers. “Vanaf zes uur staat iedereen op z’n gemak met een kop koffie en een broodje te onderhandelen,” zegt Raaphorst. “Ondertussen draaien we 250 exporten per uur. Voor de middagspits zijn de kersverse autobezitters met de noorderzon vetrokken. Ongeveer tachtig procent is dan daadwerkelijk verkocht.”

Volgens Bosma worden voornamelijk occasions met meer dan tweehonderdduizend kilometer op de teller elke dinsdag met honderden tegelijk het land uit gereden. “Over oude dieselwagens met veel kilometers moet hier relatief veel wegenbelasting worden betaald,” zegt de handelaar. “Bovendien worden Nederlanders angstig als ze veel kilometers op de teller zien staan. Mechanische problemen zijn relatief duur om te verhelpen in Nederland. In het buitenland zijn ze veel inventiever en repareren ze voor minder geld. Nederlanders ruilen liever hun oude auto in voor een nieuwer model met de helft minder kilometers.”

Maar er zijn meer redenen dat kopers heel Duitsland doorkruisen voor een Nederlandse wagen, zegt Raaphorst. “We leven in een vlak land met een strenge snelheidslimiet, staan veel in de file en hebben een hoge onderhoudsmoraal, waardoor de Nederlandse wagens in relatief goede staat verkeren.”

Alhoewel de automarkt ook veel Afrikanen trekt, wordt driekwart van de gele kentekens omgezet in witte platen – veelvoorkomend in het Oostblok – zodat in het thuisland geen administratieve romplsomp meer nodig is. “We hebben een nauwe samenwerking met overheidsinstanties zoals de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW),de douane en de Belastingdienst. Met veertig man personeel zijn alle voorzieningen aanwezig,” zegt Raaphorst. “Kantoren voor overschrijvingen, verzekeringen, exportverklaringen, maar ook facilitaire voorzieningen. Zelfs de patat- en visboer zijn meeverhuisd.”

Alhoewel de verkoop soepel gaat, wil de communicatie nogal eens stroef zijn op het terrein, zegt Raaphorst. “De meeste kopers spreken amper Engels of Nederlands.”

Op borden staat in het Russisch, Pools, Duits en Engels beschreven hoe de procedures werken. Pictogrammen wijzen de koopjesjagers de weg. Raaphorst: “De dames van de administratie die Pools of Duits spreken worden regelmatig achter hun balie vandaan getrokken om te vertalen voor de handelaren.”

Beveiliging loopt rond in verband met de grote sommen contant geld die van eigenaar wisselen, drie- tot vierhonderd miljoen per jaar.

Ook Afrikanen komen op de markt af, zegt Bosma. “Twintig procent van de auto’s komt vrijwel zeker in Afrika terecht. Ze rijden hun koopjes eerst naar Antwerpen, waar ze worden verscheept naar de voormalige Franse koloniën in Afrika.”

Alhoewel Beverwijk voor Amsterdammers een stuk dichterbij is dan Utrecht, verwacht de handelaar weinig verandering wat betreft aanloop. “Slechts één procent van al onze kopers komt uit Nederland,” bevestigt Raaphorst. “Het is een echte exportmarkt.”

Plaats een reactie